Desiree Dona: bruggen slaan tussen arbeid en zorg
BEDRIJFSARTS IN BEELD. De ene bedrijfsarts is de andere niet. Het vak is rijk en gevarieerd, zo blijkt telkens weer. Desiree Dona is bedrijfsarts en klinisch arbeidsgeneeskundige in de oncologie. Haar missie: arbeid als behandeldoel op de kaart zetten.
Wist je altijd al dat je bedrijfsarts wilde worden?
‘Toen ik coschappen liep wist ik vrij snel dat ik niet in de kliniek wilde werken. Ik miste het echte contact met patiënten, er was weinig tijd voor het verhaal achter de klacht. Na mijn afstuderen was het voor mij kiezen tussen psychiatrie, ouderenzorg of bedrijfsgezondheidszorg. Het is bedrijfsgeneeskunde geworden. Belangrijkste reden: de populatie waar je als bedrijfsarts voor werkt is zeer gevarieerd. Je hebt te maken met mensen van 18 tot nu 67 jaar. Je krijgt met alle lagen van de bevolking te maken. Je komt in contact met heel veel verschillende beroepen en werkplekken. Toch is er één grote gemene deler: het gaat altijd om mensen die mee willen doen in onze maatschappij. Mensen waarbij het loont om bij problemen alles uit de kast te trekken om hen weer op de rit te krijgen en te houden. Dat perspectief past heel goed bij mij als persoon. Je krijgt een kijkje in de keuken van bedrijven, je praat met directeuren over beleid, je informeert de ondernemingsraad over arbeidsomstandigheden, je zet een PMO op. Al deze taken maken het werk van een bedrijfsarts voor mij uitdagend.’
Hoe komt iemand op het idee om klinisch arbeidsgeneeskundige oncologie te worden?
‘Ruim twintig jaar heb ik met veel plezier als bedrijfsarts gewerkt. Ik heb dat altijd gecombineerd met andere taken, waaronder een managementtaak bij de interne arbodienst van het Radboudumc. Toen het Radboudumc drie jaar geleden het beleid kantelde naar persoonsgerichte zorg, kreeg ik de ruimte om een brug te slaan tussen het zorg- en het arbeidsdomein. Ik volgde een opleiding tot klinisch arbeidsgeneeskundige oncologie en ben nu een van ongeveer twintig klinisch arbeidsgeneeskundigen oncologie in Nederland. In consulten wordt patiënten tegenwoordig altijd gevraagd: wat wilt ú behandeld zien? Vragen rondom arbeid staan steevast in de top 3. Medisch specialisten hebben er geen antwoord op. Daar komt mijn expertise van pas.’
Waarom is een apart specialisme nodig, wat voegt een klinisch arbeidsgeneeskundige oncologie toe?
‘Op het gebied van arbeid was er tot voor kort eigenlijk niks voor werkende mensen die kanker krijgen. Terwijl dat toch zo ongelofelijk belangrijk is. Werk heeft voor veel mensen een normaliserend effect. Ze kunnen er vaak hun behandeling beter door doorstaan, zijn eerder fit en pakken hun leven sneller op. Ik werk voor patiëntpopulaties met een aandoening die veel gevolgen heeft voor hun werkzame leven, zoals jongvolwassenen met kanker en volwassenen die in hun jeugd kanker hebben gehad. Mijn toegevoegde waarde zit in de combinatie van kennis van iemands oncologische medische voorgeschiedenis, de actuele behandeling, de late effecten en die van arbeid, arbeidsgerelateerde zorg, het bedrijfsleven en de sociale zekerheid. Hiermee kan ik mensen ondersteunen die tijdens hun behandeling willen blijven werken, of erna weer aan de slag willen. Zo heb ik onlangs een jonge kankerpatiënt begeleid naar een 32-urige baan. Die jongen werd helemaal gek van het thuiszitten. Nu heeft hij weer perspectief.’
Hoe ziet jouw werk als klinisch arbeidsgeneeskundige oncologie er in de praktijk uit?
‘De afgelopen jaren ben ik gaan bouwen aan zorg en aandacht voor arbeid in de klinische setting. Met als belangrijk uitgangspunt dat arbeid ook een behandeldoel kan zijn. Nu, na twee jaar pionieren, kunnen in principe alle werkende oncologische patiënten van deze transmurale zorg gebruik maken. Hoe mijn aandeel is geregeld, ziet er per poli anders uit. Soms ben ik lid van het behandelteam, soms van het expertteam. Het is pionieren, puzzelen en houtje-touwtje. Je kunt geen eigen DBC openen, dus ik sluit telkens aan bij de vraag en motivatie van collega’s. Ik opereer in een breed veld van zorgverleners, maar ook van organisaties op het gebied van arbeid, zoals re-integratiebureaus en UWV.’
Wat is het meest opmerkelijke in het carrièrepad dat jij hebt gevolgd?
‘Ik ben toch weer teruggekomen in de kliniek 🙂 Mijn werk als klinisch arbeidsgeneeskundige past helemaal in deze tijd van netwerkgeneeskunde. Ik ben bezig met samenwerken, verbinden, afstemmen. Zorg dichtbij de patiënt organiseren, over de muren van ziekenhuis of praktijk heen. Ik ga uit van wat de patiënt wil en zoek daarvoor een weg. Als solist kan ik niks, ik ben vooral aan het verbinden. Als dat betekent dat ik door de schotten tussen curatieve sector en arbeidsgerelateerde zorg heen moet breken, doe ik dat. Voor patiënten is het zeer succesvol en de betrokken zorgverleners worden er gemotiveerder van. Hiervoor ben ik dokter geworden!’